Advies 734: Voorwaarden raamovereenkomst onvoldoende bepaald, strijd met transparantiebeginsel, oneigenlijk gebruik raamovereenkomst. Niet onvoldoende waarde voor de publieke middelen.

De opdrachtnemer bij de raamovereenkomst moet bij de aanschaf van materiaal verschillende inkoopmethodieken toepassen. Twee van de drie gehanteerde inkoopmethodieken zijn in strijd met artikel 2.142 lid 1 Aw 2012 en het transparantiebeginsel, omdat de voorwaarden in de raamovereenkomst voor de inkoop van materialen door opdrachtnemer te veel ruimte laten voor nadere invulling bij het gunnen van de nadere opdrachten en niet op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze zijn geformuleerd. Daarnaast is bij alle drie de inkoopmethodieken sprake van oneigenlijk gebruik van de raamovereenkomst, althans wordt de raamovereenkomst gebruikt met het oogmerk de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen (artikel 1.10a Aw 2012). Dit klachtonderdeel is gegrond.

De Commissie kan niet vaststellen of twee van de drie door ondernemer aangedragen argumenten leiden tot het onvoldoende genereren van maatschappelijke waarde voor de publieke middelen (artikel 1.4 lid 2 Aw 2012) en staakt de verdere behandeling van deze argumenten. Omdat aanbesteder aangeeft dat de hoeveelheden gebaseerd zijn op eerdere ervaringen van aanbesteder en een nadere onderbouwing van het derde argument van ondernemer (dat niet de EMVI wordt geselecteerd) achterwege blijft, heeft de Commissie geen reden om aan te nemen dat de fictieve aantallen onvoldoende indicatie vormen voor de aard en omvang van de opdracht en is dit onderdeel van klachtonderdeel 2 ongegrond.