Advies 625: Diverse klachten over aanbesteding leermiddelen
De klacht ziet op een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor het sluiten van raamovereenkomsten voor de levering van leermiddelen en onderwijsdiensten. De klacht bestaat uit tien onderdelen. De Commissie verklaart negen van de tien klachten ongegrond.
Klachtonderdeel 1
Ondernemer heeft twijfels bij het voldoen van de voorgeschreven lesmethoden aan het LIFO-concept, maar heeft die twijfels onvoldoende concreet onderbouwd. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
De bij ondernemer ten tijde van het indienen van de klacht levende vraag over het door aanbesteder dragen van het risico van een meerjarige afnameverplichting is afdoende beantwoord door aanbesteder in zijn reactie. Dit klachtonderdeel wordt door de Commissie ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen 3 en 6
De Commissie overweegt dat aanbesteder bij tweede Nota van Inlichtingen een verduidelijking heeft gegeven op enkele wensen, waardoor kan worden gesteld dat die wensen op ondergeschikte punten zijn gewijzigd. Een dergelijke ondergeschikte wijziging verplicht aanbesteder niet tot heraanbesteding of tot verlenging van de inschrijvingstermijn. Ondernemer heeft nagelaten concreet te onderbouwen waarom de termijn van 18 dagen onvoldoende lang is voor aanpassing van zijn inschrijving aan de door hem gestelde wijzigingen in de gunningscriteria. Bij gebreke van concreet onderbouwde stellingen, kan de Commissie niet oordelen over de vraag of sprake is van een ongeschikt of discriminatoir (sub)gunningscriterium. De Commissie verklaart deze klachtonderdelen ongegrond.
Klachtonderdeel 4
Ondernemer stelt dat enkele (sub)gunningscriteria onduidelijk zijn. De Commissie oordeelt dat de betreffende (sub)gunningscriteria niet onduidelijk zijn voor de redelijk geïnformeerde, normaal zorgvuldige inschrijver. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 5
Ondernemer stelt dat aanbesteder de verplichting tot bewaking van het level playing field heeft geschonden en (sub)gunningscriteria hanteert die daadwerkelijke mededinging onvoldoende waarborgen. De Commissie overweegt dat de verplichting tot het creëren van een level playing field niet zo ver gaat dat het aan aanbesteder is te treden in de verhoudingen tussen marktpartijen. De (sub)gunningscriteria lijken daadwerkelijke mededinging voldoende te waarborgen. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 7
Ondernemer klaagt over het subgunningscriterium dat betrekking heeft op kortingspercentages ten opzichte van de consumentenprijs. Uitgevers van voorgeschreven lesmethoden stellen de consumentenprijs eenzijdig vast en zouden daardoor een oneerlijk voordeel genieten bij het aanbieden van een kortingspercentage.
De Commissie overweegt dat indien een uitgever van een voorgeschreven lesmethode misbruik maakt van zijn machtspositie, dat rechtstreeks jegens de uitgever kan worden bestreden. De theoretische mogelijkheid tot misbruik maken van een machtspositie leidt evenwel niet tot een schending van de op aanbesteder rustende verplichting tot bewaking van het level playing field of tot het oordeel dat sprake is van een ongeschikt (sub)gunningscriterium. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 8
Ondernemer klaagt dat het voorschrijven van een specifieke lesmethode slechts is toegestaan onder toevoeging van de woorden ‘of gelijkwaardig’. De Commissie overweegt dat de mogelijkheid specifieke lesmethoden voor te schrijven een uitzondering vormt die niet verplicht tot toevoeging van de woorden ‘of gelijkwaardig’. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 9
Met dit klachtonderdeel komt ondernemer op tegen de door aanbesteder gehanteerde relatieve beoordelingssystematiek. De hier gehanteerde beoordelingssystematiek is vergelijkbaar met de beoordelingssystematiek die werd gehanteerd in de aanbestedingsprocedure die het onderwerp was van Advies 504. In de reactie van aanbesteder ziet de Commissie geen aanleiding anders te oordelen dan in Advies 504. De Commissie acht dit klachtonderdeel daarom gegrond.
Klachtonderdeel 10
Ondernemer achtte het antwoord op een vraag uit de tweede Nota van Inlichtingen onvoldoende duidelijk. In zijn reactie op de klacht heeft aanbesteder echter alsnog de verlangde duidelijkheid verschaft en is hij tegemoetgekomen aan het verzoek van ondernemer. De Commissie is van oordeel dat ondernemer op dit punt geen belang meer heeft bij zijn klacht en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.