Advies 609: Samenvoeging opdrachten voor tolkendiensten onvoldoende gemotiveerd
De klacht ziet op een Europese openbare procedure voor tolkdiensten. De opdracht is verdeeld in twee percelen. De aanbesteding wordt uitgevoerd ten behoeve van een groot aantal deelnemende organisaties. De Commissie acht 1 van de 3 klachtonderdelen gegrond. De Commissie is van oordeel dat de aanbesteder de samenvoeging van de opdrachten en het niet verder opdelen in percelen onvoldoende heeft gemotiveerd (klachtonderdeel 1).
Klachtonderdeel 1
De ondernemer klaagt over de schending van het verbod van artikel 1.5, lid 1, Aw 2012 om opdrachten onnodig samen te voegen, schending van de motiveringsplicht van artikel 1.5, lid 2, Aw 2012 en schending van het splitsingsgebod van artikel 1.5, lid 3, Aw 2012. Tevens voert hij aan dat de aanbesteder in strijd handelt met het proportionaliteitsbeginsel van artikel 1.10 Aw 2012 door opdrachten van 13 verschillende organisaties samen te voegen.
De toetsing aan het proportionaliteitsbeginsel dient in het kader van de beoordeling van artikel 1.5 Aw 2012 te worden meegenomen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat in het onderhavige geval sprake is van samenvoeging van gelijksoortige opdrachten per perceel. De te beantwoorden vraag is of deze samenvoeging “onnodig” is in de zin van artikel 1.5, lid 1, Aw 2012 en of het verder opdelen in percelen van de aldus samengevoegde opdracht “niet passend” is in de zin van lid 3 van dit artikel. In dat kader is van belang of deze beslissing voldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Er staat niet ter discussie dat de aanbesteder zijn beslissing om de gelijksoortige opdrachten (per perceel) samen te voegen heeft gemotiveerd. Wat tussen partijen ter discussie staat, is of die motivering voldoende draagkrachtig is.
De Commissie is, alles afwegende, van oordeel dat de door de aanbesteder verstrekte motivering zijn beslissing tot het samenvoegen van de opdrachten en verdeling in twee percelen onvoldoende kan dragen. Uit zijn motivering blijkt niet dat hij voldoende zicht had op de samenstelling van de relevante markt en de invloed van de samenvoeging (en verdeling in twee percelen) op de toegang tot de opdracht van voldoende bedrijven uit het MKB. Dat betekent dat de aanbesteder niet heeft aangetoond dat er geen sprake is van onnodige samenvoeging van opdrachten in de zin van artikel 1.5, lid 1, Aw 2012.
Vervolgens is het de vraag of de samengevoegde opdracht in strijd met artikel 1.5, lid 3, Aw 2012 ten onrechte niet in meer percelen is verdeeld. Zoals de Commissie reeds eerder heeft geoordeeld, kan een aanbestedende dienst aan zijn in artikel 1.5, lid 3, Aw 2012 genoemde motiveringsplicht voldoen door bij zijn beslissing om een opdracht niet in percelen op te delen – vanwege de “niet passendheid” daarvan – acht te slaan op de in artikel 1.5, lid 1, Aw 2012 genoemde aspecten. Nu de Commissie heeft geoordeeld dat de aanbesteder de samenvoeging van de opdrachten onvoldoende heeft gemotiveerd in de zin van artikel 1.5, lid 1, Aw 2012, heeft de aanbesteder daarmee evenmin aan zijn motiveringsplicht van artikel 1.5, lid 3, Aw 2012 voldaan. Dit geldt naar het oordeel van de Commissie ook voor een geval als het onderhavige waarbij gelijksoortige opdrachten van verschillende aanbestedende diensten worden samengevoegd. Daarmee is klachtonderdeel 1 naar het oordeel van de Commissie gegrond.
Klachtonderdeel 2
Klachtonderdeel 2 ziet op een bepaalde kerncompetentie voor zover daarin per perceel ervaring wordt gevraagd met een bepaald aantal tolkopdrachten binnen een jaar. Geklaagd wordt dat aanbesteder daarmee in strijd handelt met Voorschrift 3.5 F en G Gids Proportionaliteit, het proportionaliteitsbeginsel en artikel 2.93, lid 3, Aw 2012.
Of de omvang van een gestelde ervaringseis proportioneel is, is afhankelijk van de omvang van de opdracht. Nu klachtonderdeel 1 slaagt wegens schending van de motiveringsplicht van artikel 1.5, lid 2 en 3, Aw 2012, komt de Commissie niet meer aan de behandeling van klachtonderdeel 2 toe. Daarmee neemt de Commissie klachtonderdeel 2 niet verder in behandeling.
Klachtonderdeel 3
Klachtonderdeel 3 ziet op een bepaalde kerncompetentie voor zover daarin wordt gevraagd om specifieke ervaring met de bemiddeling van tolkdiensten. De ondernemer stelt dat de bemiddeling van vertaaldiensten vergelijkbaar is. Geklaagd wordt dat de aanbesteder in strijd handelt met Voorschrift 3.5 F Gids Proportionaliteit, het proportionaliteitsbeginsel en artikel 2.93, lid 3, Aw 2012.
Op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd is de Commissie van oordeel dat de aanbesteder mag vragen naar specifieke ervaring met de bemiddeling van tolkdiensten, omdat de bemiddeling van vertaaldiensten op essentiële punten onvoldoende vergelijkbaar is. Daarmee acht de Commissie klachtonderdeel 3 ongegrond.