Advies 505: Bij indiening van een klacht moet een ondernemer erop letten dat hij tijdig en voldoende onderbouwd klaagt
De klacht ziet op een Europese openbare procedure voor een overheidsopdracht voor het inrichten en exploiteren van het Centraal Meldpunt Vrachtwagenbergingen.
De ondernemer stelt dat aanbesteder in strijd handelt met de beginselen van gelijke behandeling en proportionaliteit, doordat de transitieperiode van drie maanden voor nieuwe toetreders te kort is.
Door de duur van de transitieperiode tijdens de inlichtingenfase niet ter discussie te stellen en pas twee dagen vóór het verstrijken van de uiterste termijn voor indiening van de inschrijvingen een klacht in te dienen, heeft de ondernemer haar bezwaren te laat kenbaar gemaakt bij de aanbesteder. De Commissie is er niet van overtuigd dat de ondernemer die bezwaren niet eerder naar voren had kunnen brengen. Potentiële inschrijvers zullen zich tijdig in de opdracht en de aanbestedingsstukken moeten verdiepen. De Commissie neemt aan dat de ondernemer eerder moet hebben beseft dat een transitieperiode van drie maanden mogelijk problematisch zou zijn voor hem.
Deze handelwijze van de ondernemer staat er aan in de weg dat hij in dit stadium nog een beroep kan doen op strijd met de beginselen van gelijke behandeling en proportionaliteit. Om die reden acht de Commissie de klacht ongegrond.
Ten overvloede gaat de Commissie nog inhoudelijk op de klacht in. Aangezien de inschrijvers niet expliciet de mogelijkheid is geboden om in hun inschrijving een andere transitieperiode voor te stellen, zullen alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers de aanbestedingsstukken op dezelfde wijze uitleggen in die zin dat zij niet mogen afwijken van de termijn van drie maanden. Anders zouden de inschrijvingen niet vergelijkbaar zijn.
Ook indien de ondernemer zijn bezwaren tijdig kenbaar had gemaakt, had de Commissie de klacht ongegrond geacht, omdat de ondernemer zijn klacht – mede in het licht van de reactie op de klacht – onvoldoende heeft onderbouwd.