Advies 434: Maximaal aantal pagina's A4 overschreden, maar eis was niet transparant - ongelijke behandeling tijdens de schouw.
Meervoudig onderhandse procedure voor een overheidsopdracht voor diensten betreffende het digitaal ontsluiten van Bouw- en Hinderwetvergunningen voor medewerkers en inwoners van beklaagde. het Programma van Eisen bevat eis 4.6.2 die onder meer omvat: '[...] Het Plan van Aanpak bevat niet meer dan 10 pagina's A4. Indien niet wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden leidt dit tot directe uitsluiting van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure.' Klager heeft een Plan van Aanpak ingediend van meer dan 10 pagina's.
De klacht omvat vijf onderdelen:
- De door beklaagde gehanteerde eis in paragraaf 4.6.2 van het Programma van Eisen is disproportioneel en niet transparant;
- De uitsluiting van klager is onredelijk en disproportioneel;
- Beklaagde heeft klager ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld haar inschrijving te herstellen;
- Beklaagde handelt in strijd met de beginselen an transparantie en gelijke behandeling door af te wijken van paragraaf 4.2 van het Programma van Eisen waarin is bepaald dat tijdens de schouw niet wordt ingegaan op vragen; en
- Beklaagde heeft klager ten onrechte geen kostenvergoeding aangeboden.
Klachtonderdelen 1, 2 en 3:
De Commissie volgt klager in haar stelling dat de door beklaagde gehanteerde eis in paragraaf 4.6.2 onvoldoende duidelijk is gespecificeerd. Zo worden regelastand, lettertype, lettergrootte en de marges die inschrijvers in acht dienen te nemen bij het opstellen van een Plan van Aanpak niet voorgeschreven. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat wanneer twee inschrijvers een Plan van Aanpak indienen met hetzelfde aantal woorden, de ene inschrijver als gevolg van de door hem gekozen tekstopmaak binnen de grens van 10 pagina's A4 weet te blijven, terwijl de andere inschrijver over die grens heen gaat. De Commissie is van oordeel dat de eis in paragraaf 4.6.2 van het Programma van Eisen in dat licht bezien onvoldoende transparant is en tot ongelijke behandeling van dezelfde gevallen kan leiden.
Daarmee is klachtonderdeel 1 gegrond voor zover is geklaagd over strijd met het transparantiebeginsel.
Nu de eis betreffende het maximum aantal pagina's naar het oordeel van de Commissie onvoldoende transparant is, kan de Commissie niet vaststellen of die eis verband houdt met het voorwerp van de opdracht en daarmee in redelijke verhouding staat. Daarmee komt de Commissie niet meer toe aan de vraag of de eis in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel, zoals gesteld in klachtonderdeel 1.
Als gevolg van het ontbreken van voldoende transparantie kan de Commissie evenmin vaststellen of het uitsluiten van de inschrijving van klager, zoals gesteld in klachtonderdeel 2, disproportioneel is en of sprake is van een fout van klager die zich mogelijk leent voor herstel, zoals gesteld in klachtonderdeel 3.
Klachtonderdeel 4:
Beklaagde heeft bevestigd dat er tijdens de schouw vragen zijn gesteld. Zij heeft daarbij toegegeven dat dit volgens het Programma van Eisen niet was toegestaan. Beklaagde heeft daaraan toegevoegd dat zij dit tijdens de schouw aan de orde heeft gesteld en dat klager daar toen niet op heeft gereageerd. Vervolgens heeft beklaagde de vraag beantwoord in aanwezigheid van alle inschrijvers.
Door een of meer vragen te beantwoorden heeft beklaagde naar het oordeel van de Commissie in strijd met haar eigen regels zoals vermeld in paragraaf 4.2 van het Programma van Eisen gehandeld. Daarmee heeft beklaagde bovendien in strijd met de beginselen van gelijke behandeling en transparantie gehandeld.
De Commissie acht het klachtonderdeel gegrond.
Klachtonderdeel 5:
Klager wil van beklaagde een vergoeding ontvangen voor de loonkosten, reiskosten en juridische advieskosten die zij heeft gemaakt als gevolg van de inschrijving, de bezwaarprocedure, de hoorzitting en (het indienen van) de klacht bij de Commissie.
Voor de door klager gevorderde (schade)vergoeding is in de Aanbestedingswet 2012 geen grondslag te vinden, nog daargelaten dat in het Programma van Eisen is bepaald dat inschrijvers geen aanspraak kunnen maken op een vergoeding en klager haar stelling ook overigens niet verder heeft onderbouwd.
De Commissie acht het klachtonderdeel ongegrond.