Advies 425: Ondeugdelijke motivering van de gunningsbeslissing.
Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht voor werken inzake de realisatie van twee verenigingsgebouwen, de aanleg van sportvelden en de terreininrichting van een sportpark. Geklaagde wordt dat de mededeling van de gunningsbeslissing onvoldoende gemotiveerd is. Uit de mededeling van de gunningsbeslissing blijkt volgens klager dat beklaagde weliswaar een onderbouwing heeft gegeven van de fictieve aftrek voor de inschrijving van Y, maar dat voor de inschrijving van de winnende inschrijver X slechts het totaal van de fictieve aftrek kenbaar is gemaakt.
Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van het Reglement van de Commissie kan een klacht bij de Commissie worden ingediend door ondernemers die een opdracht willen verwerven. Deze bepaling noemt als voorbeelden (potentiële) gegadigden, (potentiële) inschrijvers en ook onderaannemers van (potentiële) inschrijvers.
De Commissie is van oordeel dat deze bepaling ruim moet worden uitgelegd in die zin dat niet alleen onderaannemers maar alle 'onderopdrachtnemers' van (potentiële) gegadigden of inschrijvers een klacht mogen indienen bij de Commissie. Nu klager een onderaannemer is van een (potentiële) inschrijver en bovendien het voornemen bestond dat zij een significant deel van de opdracht zou uitvoeren indien Y de winnende inschrijving zou indienen, is het naar het oordeel van de Commissie niet relevant dat Y heeft berust in de gunningsbeslissing en de motivering daarvan door beklaagde. Waar het om gaat is dat klager, nu zij een belang heeft gehad bij de onderhavige aanbesteding, het handelen of nalaten van beklaagde in een klachtprocedure bij de Commmissie ter discussie moet kunnen stellen, ook als mocht blijken dat klager ter zake van datzelfde handelen of nalaten niet ontvankelijk zou zijn in haar vorderingen bij de gewone rechter.
De Commissie heeft in haar Adviezen 30, 78, 86, 138, 244, 326 en 389 overwogen dat aan de in artikel 2.130, eerste en tweede lid, Aw 2012 genoemde motiveringsverplichting niet is voldaan wanneer de aanbestedende dienst slechts een matrix met de scores bekend maakt, zonder enige toelichting op de wijze waarop die scores tot stand zijn gekomen. Een aanbestedende dienst handelt bovendien in strijd met die verplichting wanneer hij niet duidelijk maakt wat de kenmerken en voordelen van de inschrijving van de winnende inschrijver zijn (zie Advies 280).
Waar het in de kern om gaat, is of beklaagde aan de hiervoor bedoelde motiveringsverplichting heeft voldaan met de verzending aan Y van de mededeling van de gunningsbeslissing van 2 juni 2017. beklaagde heeft daarin de scores van Y bekendgemaakt, maar niet de scores van de winnende inschrijver X. Evenmin is aangegeven wat de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving zijn. Naar het oordeel van de Commissie heeft beklaagde met de brief van 2 juni 2017 dan ook niet aan haar motiveringsverplichting van artikel 2.130, eerste en tweede lid, Aw 2012 voldaan.
Daarmee is het klachtonderdeel gegrond.