Advies 411: Is uitsluiting van gevolmachtigd agenten bij aanbesteding verzekeringsdiensten toegestaan?
Europese niet-openbare procedure voor een opdracht tot het leveren van brandverzekeringsdiensten. Klager, die gevolmachtig agent is van een buitenlandse verzekeraar, maakt bezwaar tegen het niet toestaan van gevolmachtigd agenten om in te schrijven.
De Commissie is van oordeel dat het voor de hand ligt dat beklaagde niet alleen de betrokkenheid van gevolmachtigde agenten bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft willen uitsluiten, maar ook de betrokkenheid van gevolmachtigde agenten bij de uitvoering van de overeenkomst.
Verder overweegt de Commissie dat het gebruikelijk en goed mogelijk is dat een gevolmachtigde in naam van een ander een verzoek tot deelname indient en inschrijft op een aanbesteding. De gevolmachtigde agent treedt dan op in naam van één of meer verzekeraars en sluit namens hen een verzekeringsovereenkomst. In een dergelijk geval geldt de verzekeraar en niet de gevolmachtigde agent als de inschrijvende partij.
Beklaagde heeft tijdens een inlichtingenbijeenkomst aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben wanneer klager bij het aangaan van de overeenkomst als gevolmachtigde op basis van artikel 3:60 BW in naam van een verzekeraar zou optreden. De Commissie wijst er echter op dat de regeling van de volmacht in artikel 3:60 e.v. BW de lex generalis betreft, terwijl in de Wet op het financieel toezicht een lex specialis is opgenomen voor de gevolmachtigde agent. Dat betekent dat het enkel is toegestaan dat de gevolmachtigde in de zin van artikel 3:60 BW in naam van een verzekeraar verzekeringsovereenkomsten sluit, indien hij tevens aan de vereisten uit de Wet op het financieel toezicht voldoet, waaronder het hebben van een vergunning.
Beklaagde heeft aangegeven rechtstreeks contact met de beslissingsbevoegde verzekeraar te willen vanwege de omvang en complexiteit van de opdracht. Beklaagde wil niet via een tussenschakel moeten communiceren. Dat zou meer tijd en moeite kosten en daardoor ook extra kosten voor beklaagde met zich meebrengen. Beklaagde ziet ook als risico dat de verzekeraar de volmacht heeft beperkt, zodat de gevolmachtigde agent regelmatig moet terugkoppelen met de verzekeraar. Deze argumenten overtuigen de Commissie niet. Ook indien beklaagde rechtstreeks communiceert met de verzekeraar, is goed mogelijk dat de contactpersoon binnen de verzekeraar – die in de regel eveneens zal optreden op basis van een verleende volmacht – zaken zal moeten afstemmen met andere afdelingen binnen de verzekeraar of akkoord moet krijgen van leidinggevenden. Ook in dat geval kan de omvang en complexiteit van de opdracht tot vertraging van de afhandeling binnen de organisatie van de verzekeraar leiden.
Ook andere argumenten van beklaagde kunnen de Commissie niet overtuigen. De onderbouwing die beklaagde geeft voor haar beslissing om de betrokkenheid van gevolmachtigde agenten zowel bij het aangaan, als het uitvoeren van de verzekeringsovereenkomst uit te sluiten, kan die beslissing naar het oordeel van de Commissie derhalve niet dragen. Naar het oordeel van de Commissie is de bedoelde uitsluiting in strijd met artikel 1.10, lid 1 Aw 2012.
De klacht wordt derhalve gegrond verklaard.
De Commissie overweegt tot slot nog dat de uitsluiting ook overigens een belemmering kan opleveren voor buitenlandse verzekeraars. De uitsluiting is, nu daar geen objectieve rechtvaardigingsgrond voor bestaat, naar het oordeel van de Commissie daarom tevens discriminatoir.