Advies 389: Is de gunningsbeslissing voldoende gemotiveerd? Rechtsbescherming bij meervoudig onderhandse procedure.
Meervoudig onderhandse procedure voor een overheidsopdracht voor diensten betreffende het projectmanagement voor de renovatie van een schoolgebouw. Klager heeft een half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst gewerkt als projectmanager van beklaagde. Zij stelt dat de opdracht niet in concurrentie had mogen worden aanbesteed, dat de gunningscriteria onvoldoende objectief zijn, dat de motivering van de gunningsbeslissing onvoldoende is en dat ten onrechte geen opschortende termijn in acht is genomen na de gunningsbeslissing.
De Commissie overweegt dat op grond van het aanbestedingsrecht het in concurrentie gunnen van de opdracht toelaatbaar is. Over de vraag of dit ook in de gegeven omstandigheden civielrechtelijk toelaatbaar is, laat de Commissie zich niet uit.
De klacht omtrent het onvoldoende objectief zijn van de gunningscriteria acht de Commissie tardief en bovendien ongegrond.
De Commissie constateert dat in de motivering van de gunningsbeslissing de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijver niet genoemd worden. Verder heeft beklaagde na de definitieve gunning aan klager een afdoende motivering gezonden. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.
De Commissie is van oordeel dat de verplichting om een effectieve rechtsbescherming te bieden ook op een aanbestedende dienst rust wanneer deze een opdracht aanbesteedt met gebruikmaking van een meervoudig onderhandse procedure waarop afdeling 1.2.4 Aw 2012 van toepassing is. Beklaagde heeft aan klager geen effectieve rechtsbescherming geboden doordat zij haar gunningsbeslissing in eerste instantie niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Dit laatste klachtonderdeel wordt derhalve gegrond verklaard.