Advies 392: Is het vragen naar gelijke opdrachten in plaats van vergelijkbare opdrachten toegestaan? Onterecht beroep op percelenregeling.
Europese openbare aanbestedingsprocedure voor een raamovereenkomst met één onderneming voor eendaags busvervoer van leerlingen. Geklaagd wordt over minimumeisen met betrekking tot het hebben van ervaring met vervoer in het voortgezet onderwijs en wensen met betrekking tot de pedagogische vaardigheden van de in te zetten chauffeurs. Ook wordt er over geklaagd dat met een beroep op de percelenregeling eendaagse reizen tot een waarde van € 80.000 buiten de raamovereenkomst kunnen worden ingekocht.
De Commissie is van oordeel dat beklaagde met de door haar vastgestelde competentie, vervoer van leerlingen in het voortgezet onderwijs, zich niet heeft beperkt tot het vaststellen van een kerncompetentie die overeenkomt met de gewenste ervaring op essentiële punten van de opdracht. Van een onderneming die inschrijft op een opdracht als de onderhavige mag slechts worden verwacht dat deze primair in staat is personenvervoer in het algemeen en het vervoer van de doelgroep in het bijzonder uit te voeren. Het voorgaande houdt in dat beklaagde naar het oordeel van de Commissie heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in Voorschrift 3.5 F Gids Proportionaliteit.
Voor zover zou moeten worden aangenomen dat beklaagde heeft gehandeld overeenkomstig het bepaalde in Voorschrift 3.5 F Gids Proportionaliteit door alleen kerncompetenties vast te stellen die overeenkomen met de gewenste ervaring op essentiële punten van de opdracht, heeft beklaagde overigens om een referentie gevraagd die gelijk is aan de opdracht, te weten ervaring met vervoer van leerlingen in het voortgezet onderwijs, in plaats van een referentie die vergelijkbaar is met de onderhavige opdracht, in strijd met artikel 2.93 lid 3 Aw 2012.
Verder acht de Commissie de eis dat chauffeurs ervaring hebben met het vervoeren van leerlingen in het voortgezet onderwijs disproportioneel.
Wat betreft de pedagogische vaardigheden van de chauffeurs overweegt de Commisie het volgende. Anders dan klager stelt, zijn het niet de opvoedkundige bekwaamheden van de (gemiddelde) tourincarchauffeur die in het kader van deze kwalitatieve wens zullen worden beoordeeld. Beoordeeld wordt welke maatregelen de inschrijver neemt om te bewerkstelligen dat zijn chauffeurs over die bekwaamheden beschikken. De klachten over die pedagogische vaardigheden treffen dan ook geen doel.
Het busvervoer dat beklaagde buiten de raamovereenkomst wenst te houden, betreft niet een van de aanbestede raamovereenkomst te onderscheiden soort dienstverlening (bijvoorbeeld eendaagse reizen naar Brussel). De Commissie is dan ook van oordeel dat beklaagde geen beroep kan doen op de zogenoemde percelenregeling van artikel 2.18 Aw 2012. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.