Advies 375: Is de door de aanbestedende dienst gehanteerde Social Return eis toelaatbaar?
Meervoudig onderhandse aanbesteding voor vervanging van bruggen door duikers. Klager is een brancheorganisatie die optreedt namens een ondernemer die de opdracht wil verwerven. Geklaagd wordt over een Social Return (“SROI”) eis die er op neerkomt dat bij definitieve gunning door inschrijver een cliënt uit het bestand van een Wergeversservicepunt (WSP) voor tenminste een periode van 1 jaar in dienst wordt genomen waarbij uitstroom bij het WSP is gegarandeerd. Klager stelt dat deze eis niet ingezet mag worden bij aanbestedingsprocedures en dat deze bovendien disproportioneel en discriminerend is.
Klager heeft gesteld dat SROI ineffectief is, niet leidt tot duurzame banen, verdringing tot gevolg heeft en juist drempels voor met name het MKB opwerpt, maar naar het oordeel van de Commissie heeft zij die stellingen onvoldoende onderbouwd. Mede onder verwijzing naar de Gids Proportionaliteit komt de Commissie tot het oordeel dat de eis op zich niet ontoelaatbaar is.
Onder verwijzing naar haar adviezen 98 en 290 overweegt de Commissie dat een voorwaarde is dat er een direct verband bestaat tussen de uitvoering van de opdracht en de SROI-eis. Verder overweegt de Commissie dat de inhoud van de SROI-eis niet duidelijk is, onder meer omdat niet vaststaat hoe groot de omvang van de dienstbetrekking moet zijn. Omdat de uitvoeringsduur van de opdracht geschat wordt op 2 tot 2½ maand en de dienstbetrekking na die periode dus nog 9 à 10 maanden doorloopt, acht de Commissie het direct verband tussen de eis en de uitvoering van de opdracht in onvoldoende mate aanwezig, zodat de eis disproportioneel verklaard wordt.
Klager stelt dat een inschrijver die al een cliënt van het WSP in dienst heeft genomen, geacht wordt aan de eis te voldoen en daardoor voordeel zou hebben ten opzichte van inschrijvers die dat nog niet gedaan heeft. De Commissie ziet hierin echter geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.